Geschiedenis Barcelona

Meer over Geschiedenis Barcelona

Geschiedenis van Barcelona

Barcelona is een stad met een rijke culturele geschiedenis. Verschillende culturen hebben hun stempel op Barcelona gedrukt. Als je Barcelona bezoekt, is het nuttig om iets te weten over de geschiedenis van Barcelona. In wat volgt lees je in een bondig overzicht meer over de geschiedenis van Barcelona.

Bronzen Tijdperk

De eerste sporen van civilisatie in de omgeving van Barcelona dateren uit de periode tussen 2000 en 1500 jaar voor Christus, in het Bronzen Tijdperk. Uit deze periode is niet veel bekend, maar men vermoedt dat de oorspronkelijke bewoners van de Pyreneeën zich vanuit het gebergte verspreidden naar de lager gelegen gebieden aan de kust.

Layetanos

Tijdens de 7de eeuw voor Christus begonnen de eerste bewoners, de Layetanos zich te vestigen op de plek die nu Barcelona is. De Layetanos zijn een oude volksstam uit Iberië. Ze sloegen zelf hun munten en spraken Iberisch, een taal die volledig uitstierf tegen de 2de eeuw na Christus.

Carthagers

Rond 550 voor Christus waren er in de regio rond het huidige Barcelona enkele Griekse handelsposten gevestigd. Rond 350 voor Christus viel de regio in handen van de Carthagers, een volk afkomstig uit Noord-Afrika, uit de regio waar tegenwoordig Tunesië ligt. Het zijn de Carthagers die rond 230 voor Christus Barcino, het huidige Barcelona, stichtten op een heuvel vlakbij de plaats waar tegenwoordig de kathedraal van Barcelona staat. De veldheer Hamilcar Barkas zou Barcino naar zichzelf vernoemd hebben. Hamilcar Barkas was de vader van Hannibal Barkas, de veldheer die met olifanten de Alpen overstak in een poging om Rome te veroveren.

Romeinen

Na afloop van de Tweede Punische Oorlog tussen Rome en Carthago (218 v. Chr. – 201 v.Chr.) werd Barcino veroverd door de Romeinen. De Romeinen gaven de stad de lange naam ‘Julia Augusta Paterna Faventia Barcino’, en gebruikten de stad als een militair fort. Barcino telde in de 3de eeuw voor Christus ongeveer 6000 inwoners, veel minder dan Tarraco, het huidige Tarragona, waar je vandaag nog steeds ruïnes van Romeinse bouwwerken kan vinden.

In de 1ste en de 2de eeuw na Christus zorgden voorspoedige graanoogsten in Andalusië en rijke mijnontginningen in de regio ervoor dat Barcino aan invloed won. Rond de 3de eeuw na Christus werd Barcino de belangrijkste Romeinse stad in de provincie Hispania Tarraconensis.

Het Romeinse Rijk viel echter meer en meer ten prooi aan decadentie en corruptie, waardoor de macht van Rome afbrokkelde. De regio rond Barcino kreeg het zwaar te verduren onder de vele invallen van volkeren ten Noorden van de Pyreneeën. In 262 werd Tarraco geplunderd en Barcino vernield door de Franken en de Sueben. De Romeinen namen de stad terug in en bouwden er een muur rond, waar je vandaag nog delen van kan zien in Barcelona. Na twee eeuwen van aanhoudende aanvallen door de Sueben, de Vandalen en de Alanen kwamen de Romeinen zwaar in de problemen. De Romeinse overheersing in Barcino kwam definitief ten einde in 415 na een inval van de Visigoten uit Gallië.

Visigoten

De Visigoten maakten in 531 van Barcelona de hoofdstad van hun zelfverklaarde koninkrijk. Ze veranderen de naam van de stad in Barcicona. De Visigoten regeerden het land als een aparte kaste en hadden weinig contact met de lokale bevolking. De levensomstandigheden in de Oudromeinse nederzettingen verslechterden en bij de Visigoten heerste een constante spanning tussen Arische christenen en Katholieken. Interne conflicten tussen de machthebbers en opstanden van bewoners verzwakten het rijk van de Visigoten. Tegelijkertijd won de Islam aan invloed in Noord-Afrika.

Moren

In het begin van de 8ste eeuw leidde Tariq ibn Ziyad, de gouverneur van Tangiers in het huidige Marokko, een leger van enkele duizenden over de Straat van Gibraltar. De Visigoten werden snel verslagen, en de weg naar Spanje lag open. Binnen de tien jaar werd Spanje door de Moren veroverd. Tarragona werd door de Moren vernietigd en Barcicona werd verplicht zich over te geven.

Omdat de Moren slechts een paar duizend man sterk waren, gunden ze de Spanjaarden een grote mate van autonomie. De bewoners werden niet verplicht om zich tot de Islam te bekeren. De enige vereiste was om de opgelegde belastingen te betalen aan de Moorse overheersers.

De Moren namen echter geen vrede met de verovering van Spanje alleen: hun expansiedrang dwong hen over de Pyreneeën, waar een machtsvacuüm heerste nu de Visigoten verzwakt waren. In 732 bereikten de Moren het Franse Poitiers. Daar werden ze door Karel Martel verslagen in de Slag bij Poitiers.

Frankische Rijk

Na de overwinning bij Poitiers in 732 werden de Moren geleidelijk aan teruggedrongen door de Franken. Karel de Grote wou zijn rijk beschermen tegen de Moren en besliste daarom om een buffer op te werpen ten zuiden van de Pyreneeën. In 801 werden de Moren uit Barcelona verdreven door Karel de Grote’s zoon, Lodewijk de Vrome. In 965 keerden de Moren nog een keer terug om een groot deel van de stad te verwoesten. Het lukte ze echter niet om Barcelona opnieuw in te nemen. Het duurde nog tot het jaar 1492 tot heel Spanje heroverd was op de Moren.

Naarmate de Franken in het begin van de 9de eeuw grotere delen van Spanje veroverden op de Moren, creëerden ze steeds meer deels onafhankelijke feodale gebieden, elk onder leiding van een graaf die aangeduid werd door de Frankische koning of keizer. Al deze graafschappen samen vormden voor het Frankische rijk een buffer tegen de Moren.

Het Graafschap Barcelona

In de decennia na de dood van Karel de Grote in 814 brokkelde het Frankische rijk geleidelijk aan af. Als gevolg daarvan verwierven de graafschappen die als buffer dienden meer zelfstandheid. In 878 werd Wilfried I de Harige graaf van Barcelona. Hij maakte de titel erfelijk en verenigde het graafschap Barcelona met andere graafschappen van Aragon. De dynastie van Wilfried de Harige, in het Spaans Guifré el Pélos, bleef gedurende meer dan 500 jaar aan de macht. Tijdens deze periode groeide de bevolking van Barcelona aanzienlijk. Het belang van de stad groeide en tegen de 13de eeuw was Barcelona één van de belangrijkste steden rond de Middellandse Zee, samen met Genua en Venetië. In 988 verklaarden het graafschap Barcelona en de graafschappen errond hun onafhankelijkheid ten opzichte van het Frankische Rijk. Voor het eerst was er sprake van een onafhankelijke Catalaanse staat.

De Kroon van Aragón

De belangrijkste bijdrage aan de ontwikkeling van Catalonië als een regionale grootmacht was het huwelijk tussen Ramon Berenguer VI met Patronella, de twee jaar (!) jonge dochter van Koning Ramiro II van Aragón, in 1137. Dit leidde tot de dynastieke vereniging van Catalonië en Aragón. Hoewel het slechts ging om een losse federatie, was het de basis voor een snelle en grote expansie van het koninkrijk van Catalonië en Aragon. Verschillende gebieden werden in het koninkrijk ingelijfd, dat de naam ‘de Kroon van Aragón’ kreeg. Op het hoogtepunt van haar macht, in 1422, spreidde de Kroon van Aragón zich uit aan weerzijden van de Middellandse Zee. Het omvatte naast Catalonië en Aragón ondermeer de koninkrijken van Valencia, Majorca, Sardinië, Corsica en Napels. Barcelona kende als een belangrijk handelscentrum aan de Middellandse Zee gouden tijden.

Het Koninkrijk Spanje

In 1469 trouwden Koningin Isabella van Castilië met Koning Ferdinand van Aragón. Hierdoor werden het Koninkrijk van Castilië en de Kroon van Aragón verenigd in een personele unie die niet veel later zou uitmonden in het Koninkrijk Spanje. Wanneer in 1492 de laatste Moren uit Grenada verdreven werden, was Spanje voor het eerst verenigd in één koninkrijk.

De ontdekking van de Nieuwe Wereld in 1492 door Columbus leidde ertoe dat het zwaartepunt van de handel zich verplaatste van de Middellandse Zee naar de Atlantische Oceaan. Hierdoor nam het belang van Barcelona als handelsstad af. De 16de eeuw was voor Spanje een gouden eeuw. Voor Barcelona was het echter een minder gunstige periode. Madrid, voorheen een onbelangrijke stad, werd de hoofdstad van Spanje.

De Catalaanse Republiek

De rijkdommen in de Nieuwe Wereld zorgden voor veel politieke onrust tussen de grootmachten in Europa. Op zee en ter land woedden verschillende conflicten tussen Spanje, Engeland en Frankrijk. In 1640 was Spanje in oorlog met Frankrijk. In Catalonië heerste onvrede over de onproportionele inzet van Catalaanse troepen tegen de Fransen door de generaals in Madrid.

Om die reden kwamen de Catalanen aan weerszijden van de Pyreneeën in opstand in 1640, ze riepen de Catalaanse Republiek uit, een bondgenoot van Frankrijk. In 1652 werd de opstand onderdrukt na het beleg van Barcelona, waarmee een einde kwam aan de kortdurende Catalaanse Republiek. De gebieden ten zuiden van de Pyreneeën werden door het gezag in Madrid afgestaan aan Frankrijk. Op die manier werd het opstandige Catalaanse volk in twee delen gesplitst.

Barcelona bleef na het beleg van Barcelona achter als een grotendeels verwoeste stad. De stad werd heropgebouwd, om in 1680 en 1690 opnieuw verwoest te worden tijdens nieuwe oorlogen met Frankrijk. Barcelona bleef achter als een stad in puin onder streng Madrileens bestuur.

In 1705 kwamen de Catalanen nogmaals in opstand. Ditmaal sloten ze een alliantie met Engeland en Genua. De opstand eindigde met een tweede beleg van Barcelona, gedurende 13 maanden. Op 11 september 1714 werd de Catalaanse opstand onderdrukt door Philips V. Het Spaanse centrale gezag werd hersteld door middel van een bezettingsmacht. Het gebruik van de Catalaanse taal werd verboden.

Renaixença: de Catalaanse Heropleving

Barcelona heeft in de 18de eeuw al zijn politieke invloed verloren. Toch herstelt de stad langzaam dankzij economische vooruitgang. Die is vooral te danken aan een groeiende productie in de landbouw, de wijnbouw en de stijgende vraag naar textiel. Katoen uit de Nieuwe Wereld werd in de regio rond Barcelona verwerkt. In de loop van de 18de eeuw groeide de bevolking opnieuw aan en de handel met de regio’s rond Catalonië steeg. Barcelona won als havenstad terug aan belang. Na de Napoleontische oorlogen raakte Barcelona en de regio errond meer en meer geïndustrialiseerd. De industriële revolutie zorgde voor een nooit geziene toestroom van kapitaal en arbeiders in Barcelona.

Hoewel het gebruik van de Catalaanse taal officieel verboden was, ging het Catalaans als taal nooit verloren. Vooral in de lokale kerken werd de taal in het geheim in leven gehouden. In het begin van de 19de eeuw begonnen er terug boeken in het Catalaans te verschijnen. Het Catalaans werd ook opgepikt door de burgerij en de vele kunstenaars in Barcelona. Er verschenen poëziebundels en toneelstukken in het Catalaans. Barcelona werd het centrum van de Catalaanse creativiteit. De stad trok veel kunstenaars en architecten aan. Die gaven de stad een nieuw elan.

In 1888 was Barcelona gastheer van de Wereldtentoonstelling, wat aanleiding gaf tot grote stedenbouwkundige werken in de stad. Barcelona versmolt met zes omliggende voorsteden tot één groot verstedelijkt gebied. In 1897 werd het nieuwe stadsdeel Eixample aangelegd. De herwonnen grootsheid van de stad werd zichtbaar in bouwwerken van Gaudí, Puig i Cadafalch, Domènech i Montaner en andere meesterarchitecten.

Economische crisis en politieke onrust

De heropleving van Barcelona gebeurde tijdens het mislukken van de experimentele Eerste Republiek (1873 – 1875). In 1876 kreeg Spanje een nieuwe grondwet en een parlementaire monarchie. Op die manier werd de macht van de koning beperkt. Het nieuwe parlementaire systeem steunde echter op een frauduleus kiessysteem, el Turno, waarbij de verkiezingen zo vervalst werden dat telkens één van de twee politieke partijen beurtelings aan de macht kwam. Het frauduleuze systeem was erg gevoelig voor corruptie, wat politieke instabiliteit in de hand werkte.

Samen met deze politieke instabiliteit groeide in de sterk geïndustrialiseerde steden de ontevredenheid bij de arbeiders, die te lijden hadden onder slechte werkomstandigheden en een laag inkomen. De ontevredenheid groeide nadat Spanje in 1898 Cuba verloor als kolonie. De terugkeer van de vele daar gestationeerde soldaten zorgden voor een dramatische stijging van de werkloosheid.

Wanneer in 1909 legerreserves gemobiliseerd werden om de rebellie in Marokko te bestrijden, begon er een week van rellen in Barcelona, de zogenaamde tragische week of Setmana Trágica. Meer dan 100 mensen stierven tijdens de rellen en veel gebouwen werden vernield.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918) bleef Spanje neutraal. Het land had echter zwaar te lijden onder de hoge inflatie en de Duitse blokkade van de Noord-Atlantische Oceaan. De ontevredenheid onder de bevolking was hoog. In 1917, tijdens een algemene staking in Catalonië, greep het leger in. De burgerij, gesteund door het leger, wilde een revolutie zoals die in Rusland vermijden. De staking werd gebroken maar de gespannen toestand verbeterde amper. Wilde stakingen en politieke moorden teisterden Barcelona.

In 1923 pleegde kapitein generaal Miguel Primo de Rivera een staatsgreep. Gesteund door de burgerij en het leger zette hij Koning Alfonso VIII aan de kant. Kort daarna gunde Primo de Rivera de koning een ceremoniële rol en benoemde hij zichzelf tot Eerste Minister.

Miguel Primo de Rivera

Kapitein-generaal Miguel Primo de Rivera was Spanje’s dictator van 1923 tot 1930. Tijdens zijn bewind was het gebruik van de Catalaanse taal verboden. Om de Spaanse economie aan te zwengelen liet hij grootschalige stedenbouwkundige werken uitvoeren. Eén daarvan was de metro van Barcelona, die werd in 1924 ingehuldigd. In 1929 werd in Barcelona een tweede Wereldtentoonstelling georganiseerd. Het gebied rond de Plaça Espanya in Barcelona werd in die periode verstedelijkt. Primo de Rivera liet op verschillende plaatsen in Spanje spoorwegen bouwen. Spanje profiteerde van de wereldwijde economische groei na de Eerste Wereldoorlog. De buitenlandse handel steeg met 300% en de werkloosheid was zo goed als nul. Tijdens de eerste jaren van het bestuur van Primo de Rivera, boekte Spanje grote economische successen. Op het einde van de jaren ’20 begon de wereldeconomie echter in een recessie te geraken.

Toen geopperd werd dat de grootschalige bouwwerken met geleend overheidsgeld de stijgende inflatie op het einde van de jaren ’20 in de hand werkten, verloor Primo de Rivera meer en meer de steun van de burgerij en het leger. De internationale economische crisis van 1930 versterkte de ontevredenheid van de bevolking nog meer. Nadat op straat protesten tegen de dictator losbraken, zag hij zich genoodzaakt om ontslag te nemen. In januari 1930 nam Primo de Rivera ontslag als Eerste Minister en verliet hij het land. Hij stierf twee maanden later in Parijs.

Koning Alfonso VIII benoemde generaal Dámaso Berenguer tot zijn nieuwe Eerste Minister. Veel Spanjaarden namen het Koning Alfonso VIII echter kwalijk dat hij de voorbije jaren Primo de Rivera zonder protest gesteund had. De onrust in Spanje groeide en in Catalonië kwam het tot hevige protesten. Alfonso VIII had niet langer de steun van het leger en verliet het land. Een coalitie van republikeinen en socialisten riep de Tweede Republiek uit in april 1931.

De Spaanse Burgeroorlog

De coalitie van republikeinen en socialisten die Spanje leidde vanaf 1931 voerde ingrijpende hervormingen door. De nieuwe grondwet voerde ondermeer vrijheid van meningsuiting en van vereniging in, alsook persvrijheid, het recht om te scheiden, de scheiding van Kerk en Staat en verregaande nationaliseringen. De adel was niet langer een juridisch aparte klasse en de vlag en het volkslied van Spanje werden aangepast.

Daarnaast was het voortaan voor alle Spaanse regio’s toegelaten om gebruik te maken van verregaande autonomie. Catalonië maakte hiervan gebruik in 1932.

De nieuwe grondwet bevatte erg veel vrijheden, maar veroorzaakte erg veel wrevel in de landelijke gebieden van Spanje en onder de Spaanse katholieken. De Spaanse katholieke kerk verloor immers haar scholen en subsidies, en stoorde zich aan de vrijheid tot scheiden.

In 1934 werden de verkiezingen gewonnen door een coalitie van centrum rechtse en extreemrechtse partijen. Toen die een groot deel van de hervormingen teniet deden, kwam het in Asturias en in Catalonië tot opstanden van socialisten en anarchisten. Die werden bloedig onderdrukt door generaal Francisco Franco, die de bijnaam ‘de beul van Asturias’ kreeg.

Het politieke landschap in Spanje polariseerde. In 1936 werden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven. Die werden gewonnen door het Frente Popular, een coalitie van socialisten, communisten en linkse republikeinen. Tijdens de maanden na de verkiezingen nam het geweld tussen links en rechts toe. Verschillende politieke moorden stortten Spanje in de chaos. In juli 1936 leidde generaal Franco het Spaanse leger vanuit Marokko om een staatsgreep te plegen. Republikeinen en Nationalisten bevochtten elkaar in één van de meest bittere en bloedige conflicten aller tijden. Catalonië hield als laatste regio stand tegen Franco. Barcelona viel op 25 januari 1939. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog stierven meer dan een half miljoen mensen, 250.000 huizen werden vernietigd.

Spanje onder Franco

Franco bestuurde Spanje, en in het bijzonder Catalonië, met ijzeren hand. Tegenstanders van het regime werden opgesloten in kampen. De Catalaanse taal werd wederom verboden, net als alle politieke partijen behalve die van Franco. Franco deed er alles aan om het belang van Catalonië ten opzichte van Madrid te verminderen. De regio werd ontzegd van alle mogelijke investeringen, wat leidde tot grote stakingen in 1951 in Barcelona en in 1956 in heel Catalonië.

De Verenigde Staten verleenden in de jaren ’50 subsidies aan Spanje, in ruil voor grond voor legerbases in Spanje. De levensomstandigheden verbeterden hierdoor, en nog meer door het sterk toenemende toerisme tijdens de jaren ’60 en ’70. Toch bleef in Catalonië het inkomen per hoofd ver onder het nationale gemiddelde. De werkloosheid was nergens zo hoog.

Ondanks de culturele en politieke repressie bleef de eigen Catalaanse identiteit bestaan. De Catalaanse kerk organiseerde geheime taal- en geschiedenislessen en schrijvers bleven clandestien boeken in het Catalaans publiceren. In tegenstelling tot de Basken, verzette Catalonië zich tegen Franco op een vreedzame manier: met sit-ins en petities.

Er kwam een einde aan de dictatuur van Franco in 1973. Hij stierf in 1975, op 82-jarige leeftijd.

Spanje na Franco

Na de dood van Franco in 1975 werd Spanje een moderne democratie. Uit Catalonië kwam de vraag naar zelfbestuur, wat zich uitte in massale maar vreedzame betogingen in 1977 in Barcelona. Catalonië werd terug een regio met verregaande autonomie in 1977.

In 1986 leefde Barcelona weer op dankzij de toetreding van Spanje tot de Europese Unie en de toekenning van de Olympische Spelen van 1992. Grote stedenbouwkundige projecten en het toenemende succes van Barcelona als toeristische bestemming gaven de stad een nieuw elan. Vandaag is Barcelona een wereldstad met meer dan 1,6 miljoen inwoners.