Meer over Geschiedenis Amsterdam
Tegenwoordig Amsterdam één van Europa's meest welvarende hoofdsteden. Met haar veelzijdige woon- en winkelgelegenheden, kleurrijke bevolking en spetterende uitgaansleven is Amsterdam een geweldige stad om te wonen, werken en recreëren. Maar net als alle andere wereldsteden is ook Amsterdam ooit begonnen als een piepkleine nederzetting. Hieronder leest u over de bewogen geschiedenis van Amsterdam.
Van nederzetting tot stad
Langs de oevers van de Amstel ontstond aan het begin van de dertiende eeuw de nederzetting die we tegenwoordig kennen als Amsterdam. De eerste schriftelijke melding van Amsterdam dateert uit 1275; in het betreffende document gaf graaf Floris de Vijfde (van het gewest Holland) de Amsterdamse bevolking toestemming om de Hollandse wateren te bevaren zonder daarvoor tol te hoeven betalen. Deze gebeurtenis was van groot belang voor de visserij in Amsterdam, die in de dertiende eeuw al zeer belangrijk was voor de welvaart in het gebied. De zelfstandige plaats Amsterdam groeide snel; haar unieke ligging aan het water verschafte de bevolking werkgelegenheid in visserij en scheepvaart en zorgde ervoor dat vijanden zo goed als buiten de deur bleven. Al gauw werd de nederzetting Amsterdam het middelpunt van de politieke gebeurtenissen van de omgeving. Ongeveer in het jaar 1300 kreeg Amsterdam stadsrechten, de stad was toen nog autonoom. In hetzelfde jaar werd de eerste Amsterdamse kerk gebouwd op de plaats waar tegenwoordig de huidige Oude Kerk te vinden is. Toen de landsheer van Amsterdam in 1317 stierf, liet hij Amsterdam bij de provincie Holland voegen, die toentertijd onder het bestuur van zijn neef Willem III viel.
De Amsterdamse economie: Bier en Haring
De Amsterdamse economie rustte in de veertiende eeuw op twee pijlers: bier en haring. In 1323 kreeg Amsterdam het alleenrecht op de invoer van bier uit het Duitse Hamburg. Deze ontwikkeling bezorgde de bloeiende stad een gunstige positie in de biersector. De economie van Amsterdam nam nóg een positieve wending toen grote haringpopulaties hun paartijd gingen doorbrengen in de Noordzee in plaats van in de Oostzee – wat in de jaren daarvoor gebruikelijk was. Door deze natuurlijke verandering verplaatste de haringvisserij zich in westelijke richting en kwam de haringhandel van Amsterdam tot bloei. De Amsterdamse handelaren concurreerden fel met de handelaren uit belangrijke Hanzesteden als Kampen, maar uiteindelijk kwam Amsterdam als 'winnaar' uit de bus. De belangrijkste grondstoffen voor de Amsterdamse welvaart werden geïmporteerd uit oostelijk gelegen landen; van deze producten waren hout en graan de belangrijkste. Het geïmporteerde hout werd gebruikt in de scheepsbouw en de grote hoeveelheden graan waren nodig om de explosief groeiende Amsterdamse bevolking van voedsel te voorzien.
Bevolkingsgroei en immigratie
In het jaar 1500 was Amsterdam met circa 30.000 inwoners de grootste stad van Holland. De stad groeide gestaag door en huizen schoten als paddenstoelen uit de grond. Bovendien legde men in de 16e eeuw de vier Burgwallen aan ter bescherming tegen het hoge water. Vanaf 1600 trokken veel Joden naar Amsterdam. Zij noemde Amsterdam 'Groot Mokum' - oftewel 'de stad bij uitstek'- en vonden hier een veilig toevluchtsoord. De Joodse bevolking kreeg geen toegang tot de zogenaamde gilden en konden dus met moeite een beroep uitoefenen in één van de al bestaande sectoren. Aangezien de sector van de diamantbewerking nog geen gilde had, werd de diamantbewerking een Joodse bedrijfstak. In de Jodenbuurt leefden christenen en joden vreedzaam naast elkaar. Tegenwoordig zijn in de Joodse buurt onder andere het Rembrandthuis, verschillende 17e-eeuwse synagogen en het Joods Historisch Museum te vinden.
De Gouden Eeuw
In de Gouden Eeuw bloeide Amsterdam als nooit tevoren. Stadsuitbreiding en welvaart stonden centraal in het 17e-eeuwse Amsterdam. In het kader van stadsuitbreiding zijn de nieuwe grachtengordel die Hendrik Staets voor de stad ontwierp en de bouw van de Wester- en Zuiderkerk naar ontwerp van Hendrick de Keyser enkele typerende voorbeelden. Tijdens de Gouden Eeuw vormde Amsterdam het culturele centrum van de Nederlanden. Zowel op literair-, artistiek- als filosofisch gebied was de stad rijk aan talentvolle burgers. Genieën als Rembrandt van Rijn, René Descartes, Pieter Cornelisz. Hooft, Joost van den Vondel en Baruch de Spinoza hadden allen een speciale band met het welvarende Amsterdam. Ook op sociaal gebied stond de Gouden Eeuw in het teken van vooruitgang. Zo werd in de 17e eeuw in Amsterdam een stelsel van sociale zekerheid ingevoerd. Deze maatregel was niet onnodig: ondanks de welvaart groeide het aantal armoedige burgers en werd de kloof tussen arm en rijk steeds groter. Aan het einde van de Gouden Eeuw, in het jaar 1700, telde Amsterdam maar liefst 200.000 inwoners.
Het komen en gaan van de Fransen
De gemeente Amsterdam had in de Gouden Eeuw een onmetelijke rijkdom vergaard, die ervoor zorgde dat de stad aan het begin van de 18e eeuw als het financiële middelpunt van Europa werd gezien. Door deze financiële ontwikkelingen ontstond er een nieuwe middenklasse die veel kritiek had op de regenten. Er ontstonden nieuwe ideeën over democratie en medezeggenschap. De opstandige burgers van de middenklasse verenigden zich en protesteerden in 1748 tegen de corrupte belastingambtenaren in Amsterdam. Deze zogenaamde belastingpachtoproer bracht veel vernieling en plundering van Amsterdamse ambtenaarswoningen met zich mee. In januari van het jaar 1795 bezetten de vrijgevochten Fransen de Republiek der Nederlanden. Onder het motto 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' transformeerden ze de ooit zo rustige staat tot een politieke- en sociale chaos. Uiteindelijk kwam de broer van de Franse Napoleon, Lodewijk Napoleon, aan de macht in Nederland. Hij maakte van Nederland een koninkrijk en doopte Amsterdam om tot regeringscentrum. Toen de Fransen in 1813 uit Nederland verdwenen, keerde de rust langzaam terug en werd het bestuur van Nederland weer overgedragen aan de gemeente Den Haag.
De Industriële Revolutie
De Industriële Revolutie zorgde voor veel ontwikkelingen op technisch- en mechanisch gebied. Zo kwamen er steeds meer schepen – en werden de schepen groter in omvang. Dit had tot gevolg dat men overging tot de aanleg van een breed kanaal dat de steden Amsterdam en Den Helder met elkaar verbond: het Noordhollandsch Kanaal was een feit. Het begin van de 19e eeuw kan met recht een dieptepunt voor de Amsterdamse bevolking genoemd worden. Door de komst van de Industriële Revolutie verslechterden de leefomstandigheden van de arbeiders drastisch en ontstond er grote armoede in de stad. Vanaf 1870 zorgden een aantal factoren echter voor verbetering van zaken. Zo werd vanaf 1870 de diamantindustrie nieuw leven in geblazen. Ruwe diamanten kwam in grote getale ons land binnen vanuit Afrika, waarna ze bewerkt werden in één van de Joodse diamantslijperijen in Amsterdam. In 1876 zorgde het Noordzeekanaal voor een vrije verbinding van Amsterdam met de zee; dit kwam de overzeese handel ten goede. In 1889 werd het beroemde Centraal Station van Amsterdam geopend. Deze gebeurtenis zorgde ervoor dat zowel persoons- als goederenvervoer per trein mogelijk werd gemaakt. Vanaf 1870 werd er volop gebouwd aan een betere toekomst. Zo ontstonden nieuwe Amsterdamse volkswijken als de Pijp, de Dapperbuurt, de Oosterparkbuurt, de Staatsliedenbuurt en de Kinkerbuurt.
Stilte voor de storm
Ondanks de grote werkloosheid is het begin van de 20e eeuw een rustperiode voor de Amsterdammers te noemen. De erbarmelijke omstandigheden van de Industriële revolutie behoorden grotendeels tot het verleden en de Amsterdamse bevolking kon weer vooruit kijken. In 1926 werd het vliegveld Schiphol tot gemeenteluchthaven van Amsterdam benoemd.
De Tweede Wereldoorlog in Amsterdam
In 1940 bezetten de Duitsers Nederland, waaronder Amsterdam. Amsterdam bleef – afgezien van enkele bombardementen - redelijk gespaard. Aan het begin van de bezetting reageerden de Amsterdammers erg passief op het antisemitische regime van de Duitse bezetters. De meeste Amsterdammers lieten alle gebeurtenissen over zich heen komen en verzetten zich nauwelijks. Op 25 en 26 februari van het jaar 1941 kwam hier echter verandering in. Deze dagen staan beter bekend als de Februaristaking. Tijdens de Februaristaking kwamen duizenden niet-Joodse Amsterdammers op voor hun Joodse stadsgenoten. De staking werd gewelddadig onderdrukt door de Duitsers maar vormde een lichtpuntje in de donkere tijden van de Tweede Wereldoorlog. De hongerwinter van 1944-1945 eiste ook van veel Amsterdammers het leven; bittere kou en extreme voedselschaarste omhulde de stad met een donkere nevel. Op 7 mei 1945 werd Amsterdam eindelijk bevrijd. 10% van de Amsterdamse bevolking is tijdens de Tweede Wereldoorlog van het leven beroofd. Misschien wel Amsterdams bekendste oorlogsslachtoffer is Anne Frank, het Joodse meisje dat samen met haar familie onderdook op Prinsengracht 263, in het zogenaamde Achterhuis. Het dagboek van Anne Frank is in vele talen vertaald en het Achterhuis, dat tegenwoordig is ingericht als museum, vormt één van Amsterdams populairste trekpleisters. Meer informatie over het wereldberoemde Achterhuis vindt u onder het kopje 'Musea in Amsterdam'.
Wederopbouw
Na de oorlog begon ook in Amsterdam de wederopbouw. Vol goede moed krabbelden de Amsterdammers op en bouwden ze langzaam verder aan hun toekomst. De gemeente Amsterdam investeerde vooral in heropbouw en ontwikkeling van de Amsterdamse haven en de luchthaven Schiphol, de twee belangrijkste bronnen van inkomst van de stad. De naoorlogse periode wordt tevens gekenmerkt door een schrijnend tekort aan woonruimte. Angstig ging de gemeente van Amsterdam op zoek naar oplossingen voor de problematiek rond het woningtekort. Één van de woningbouwprojecten uit de jaren vijftig had het ontstaan van de Sloterplas tot gevolg. Het zand dat nodig was om bepaalde gebieden op te hogen – om ze bewoonbaar te maken – werd uit de Sloterdijkermeerpolder gewonnen, waardoor waterrijk gebied ontstond. Een ander Amsterdams woningbouwproject was de aanleg van de beruchte woonwijk 'de Bijlmer' in 1968.
Amsterdam in de laatste jaren: van hippies tot Antillianen
In de jaren zestig kwam de non-conformistische hippie-cultuur tot bloei in onze hoofdstad. Amsterdam was in de ban van de zogenaamde 'provo's', die op het monument op de Dam overnachtten en in grote groepen in het Vondelpark rondhingen. De hippie-cultuur ging hand in hand met het krakerscircuit. Er was in Amsterdam nog steeds een schrijnend gebrek aan woonruimte, waardoor veel jongeren ervoor kozen om zich in leegstaande gebouwen te nestelen.
In 1965 had Amsterdam ongeveer 870.000 inwoners. Vanaf het jaar 1975 kwamen er steeds meer buitenlanders naar Amsterdam. In het begin bestond deze immigratiestroom vooral uit Surinamers, die vlak voordat Suriname onafhankelijk werd naar Nederland verhuisden. Later vonden ook Antillianen, Islamieten, Afrikanen en Oost-Europeanen in grote getale hun weg naar onze hoofdstad. Tegenwoordig is Amsterdam een echte 'melting pot' van culturen. Onze kleurrijke hoofdstad is sinds zijn ontstaan in de 13e eeuw uitgegroeid tot één van 's werelds meest spectaculaire steden, waar eeuwenoude grachtenpanden nonchalant afgewisseld worden met rijk versierde moskeeën en drukbezochte coffeeshops.